Andersheid

Schrijven moderne gevierde filosofen dan schrijven ze over de ander en het andere. Het eerste en laatste obstakel dat ze daarbij hebben te overwinnen is dat de absolute andersheid en de absolute gelijkheid alleen met veel kunst- en vliegwerk van elkaar zijn te onderscheiden. Zo vliegen sommige denkers met een papieren vlieger en zien hun theorieën, hoe subtiel ook, verschroeien in de dampkring van de planeet van de harde logica. Andere denkers of dichters vliegen zich met een eenmotorige Cessna te pletter of verdwijnen tragisch voor de kust van Zuid-Frankrijk. Wat zij te zeggen hebben over de andersheid is uit het leven gegrepen. Lees verder

Achterlijkheid

Iemand die een keer een steekje laat vallen, een scheve schaats rijdt, iemand die een keer een domme opmerking maakt tijdens een bronwatervergadering, kan snel gerehabiliteerd worden. Nog in de wandelgangen wordt hij of zij kort toegesproken en verontschuldigt hij of zij zich met een vrije keuze uit zijn ruime reservoir aan smoezen. Een vriendelijke schouderklop en de zaak is vergeten. Want hij is tenslotte één van ons en we kunnen allemaal fouten maken. Maar iemand die structureel dingen niet lijkt te kunnen begrijpen, iemand die zich structureel aan de meest elementaire regels van onze discoursen onttrekt – zo iemand is achterlijk. Lees verder

Aardigheid

Je hebt een doosje Belgische pralinés gekocht om een vriendin te bedanken die je met je verhuizing heeft geholpen. Na een copieus gezamenlijk diner haal je licht blozend het keurige pakje uit de plooien van je winterjas te voorschijn. Je overrijkt het met zo min mogelijk theater en praat er druk overheen, hoe hun vakantie was enzo. Je vriendin kijkt je lang en dankbaar aan. „Wat een verrassing! Dat had je niet hoeven doen.“. „Ach“ stamel je, „het is maar een aardigheidje.“ Maar een aardigheidje! Je verschuilt je achter een gebruik. Voor de aardigheid, je had het eigenlijk ook achterwege kunnen laten. Vrijblijvend is ze, de aardigheid. Lees verder

Aansprakelijkheid

We hebben een eenvoudige manier om daden te ordenen, namelijk aan de hand van de bijbehorende dader. Een bankoverval, een moord in oud-Zuid, of het kopen van een appelbeignet: daden die op iemands naam komen te staan. Die kan er dan op worden aangesproken. Zijn daad wordt officiëel daad (en niet slechts iets dierlijks) door de onmiddellijke consequenties, het gillende alarm en de achtervolging, de eenzame opsluiting in de bajes, een euro uit je portemonnee halen, daardoor zijn het daden. We zijn dus alleen aansprakelijk voor iets dat we door die aansprakelijkheid zelf mee vormen. Goed, je zou de appelbeignet natuurlijk kunnen stelen. Dat is dan een andere daad. En doordat we, voordat we ons zelf inmengen, reeds voor aansprakelijk worden gehouden, kunnen we dat haarscherp onderscheiden van de jonge hond die met z’n kwijlend natte snuit net bij de appelbeignets kan er er één met een lelijk onelegant spasme in zijn slokdarm verschranst. De hond is niet de dader, maar zijn bezitter die hem uit mededogen even van de lijn heeft gelaten, of de puistige bakkersknecht die de appelbeignets te vroeg op het schap heeft geëtaleerd. Aansprakelijkheid is dus iets waar we niet voor kunnen kiezen. Het is het polijst en de beschermende lak van onze daden, die zich zonder zouden ontbinden in een treurig proces van sociale verdierlijking dat in de goot of de dementiekliniek eindigt. Lees verder

Vaagheid

We weten dat er iets bedoeld wordt, dat er iets bedoeld zou kunnen worden, en we wachten in spanning totdat het moment is aangebroken. Iemand gaat zometeen aangekondigen, dat er iets belangrijks zal gaan worden gezegd en er schuifelt niemand meer met z’n voeten op de tegelvloer. Eindelijk zal ons precies verteld worden wat we willen weten. Er heerst een heilige sfeer voor de grote onthulling. We houden onze notitieblokjes bereid en slaan de heldere opstijgende belletjes in ons bronwater gade. Er komt een klein mannetje met grijze slapen op. We grijpen in onze concentratie naar onze eigen kin en niet naar de kin van de persoon naast ons. Het mannetje neemt een slok van zijn bronwater en zet het glas netjes naast de lessenaar terug. Lees verder

Tederheid

Het bewegende leger van metaforen dat we taal noemen marcheert van definitie naar definitie. Bij de tederheid houdt de voorste generaal plotseling zijn paard in. „We moeten een omtrekkende beweging maken“ schreeuwt hij richting de soldaten in de achterhoede, die door de plotselinge stop lelijk over elkaar heen zijn gedonderd. De verschillende eenheden krijgen hun instructie en stuiven dan ieder in hun eigen richting.

Twee jonge geliefden zijn voor het eerst met elkaar alleen. Op een verlaten plek aan de kust zijn ze ieder op een schelpvormige rots gaan zitten. Hun harten stromen over van verliefdheid en ze voelen de tederste gevoelens die ze kennen. Ze durven elkaar niet aan te raken. Ze zittten met de handen over elkaar op die rots en wachten totdat er iets gebeurt, maar ze durven zich er geen voorstelling van te maken wat. Lees verder

Angstigheid

Je ligt prinsheerlijk uitgestrekt op een donzen dekbed in een hotelkamer in het centrum van Parijs, en ziet de schaduw van de Biedermeier pendule langzaam over het reliëf in het plafond kruipen. De tikken zijn traag en stroperig. De ramen zijn dicht. Iemand heeft ze dicht getekend. Het is precies warm genoeg, onder het dekbed voel je je lichaamswarmte en je benen kleven wat aan elkaar. Er is een boulevard onderaan het raam, maar die is stil. Je sluimert weg, en dan is ze plotseling bij je, plotseling grijpt ze je bij de keel: de doodsangst. Onverwacht zit ze op je en drukt haar koude vingers tegen je strottehoofd. Iedere twijfel of ze zelf misschien niet erg eenzaam is en harde, bevestigende sex van je wil is uitgesloten. Ze is killer dan een mens kan zijn. Het angstzweet maakt je hele lichaam klam, je wilt je verplaatsten maar je bent verlamd en bovendien is je arm afgekneld omdat je erop bent gaan liggen. Lees verder

Eenzaamheid

Je trekt je terug in je kamer, doet de rolluiken naar beneden zodat niemand naar binnen kan staren, draait knarsetandend de sleutel in het gammele slot en gaat met de handen over elkaar geklemd op je bankstel zitten, omdat je gewoon alleen wil zijn. Maar nauwelijks zit je, nauwelijks heb je je benen genotvol over elkaar geslagen en je zitvlees in de zachte kussens geperst, of een stille gast maakt zijn opwachting. Zonder te vragen gaat hij naast je zitten, trekt hij aan je oren dat het gonst achter je voorhoofd, ja hij schuwt zelfs geen intimiteiten en beweert zonder een woord te zeggen dat hij je enige vriend is. Hij tart iedere verbeelding met zijn onbeschoftheid, hij schenkt zichzelf zonder te vragen jenever in en gaat zelfs met je mee naar bed. Het lijkt of hij nooit van maatschappelijke conventies heeft gehoord en stelt zich je niet eens netjes voor – waarom zou hij ook. Deze ongenode gast heet eenzaamheid, en lijkt veel op zijn broer de magere Hein, behalve dan dat hij dan toch regelmatig – tegen heug en meug – wat eet. Hij heeft de twijfelachtige opgave, ervoor te zorgen dat we nooit helemaal alleen kunnen zijn, en hij voert die met belachelijke zorgvuldigheid uit. In conversaties is hij niet zo goed, en speelt hij het steeds weer klaar, ons met een leeg gevoel op te zadelen. Wanneer we hem vragen, waarom hij ons zo op de huid zit, antwoordt hij met een domme grijns, de hufter. Hij heeft beslist zelf problemen met het alleen zijn. Lees verder

Bescheidenheid

Er bestaat geen ander fenomeen waarmee het adjectief ‘valse’ een nauwere band is aangegaan dan bescheidenheid. De onvervalste bescheidenheid moet daardoor tegen inflatie worden beschermd. En er zijn heel wat mensen voor wie dat belangrijk is, omdat ze graag met hun bescheidenheid pronken. En laten we eerlijk zijn: wat is er aan bescheidenheid wanneer je er niet mee kan pronken, dus op cocktailparties mooi voor de dag komen, bij een gala voor de liefdadigheid met een „ach“ van oor tot oor de vanzelfsprekendheid van de zeventigduizend euro die je hebt gedoneerd benadrukken. Want zo eerlijk moeten we zijn: er is geen bescheidenheid buiten het praten over bescheidenheid. En het praten erover moet het fenomeen in ere houden. Dat is onoverkomelijk, daar zorgt het ‘valse’ wel voor dat het in onze taal met zich meezeult. Bescheiden ben je wanneer je minder neemt dan je eigenlijk toekomt. Maar wat je eigenlijk toekomt bepaal je door je bescheidenheid. Lees verder