Eenzaamheid

Je trekt je terug in je kamer, doet de rolluiken naar beneden zodat niemand naar binnen kan staren, draait knarsetandend de sleutel in het gammele slot en gaat met de handen over elkaar geklemd op je bankstel zitten, omdat je gewoon alleen wil zijn. Maar nauwelijks zit je, nauwelijks heb je je benen genotvol over elkaar geslagen en je zitvlees in de zachte kussens geperst, of een stille gast maakt zijn opwachting. Zonder te vragen gaat hij naast je zitten, trekt hij aan je oren dat het gonst achter je voorhoofd, ja hij schuwt zelfs geen intimiteiten en beweert zonder een woord te zeggen dat hij je enige vriend is. Hij tart iedere verbeelding met zijn onbeschoftheid, hij schenkt zichzelf zonder te vragen jenever in en gaat zelfs met je mee naar bed. Het lijkt of hij nooit van maatschappelijke conventies heeft gehoord en stelt zich je niet eens netjes voor – waarom zou hij ook. Deze ongenode gast heet eenzaamheid, en lijkt veel op zijn broer de magere Hein, behalve dan dat hij dan toch regelmatig – tegen heug en meug – wat eet. Hij heeft de twijfelachtige opgave, ervoor te zorgen dat we nooit helemaal alleen kunnen zijn, en hij voert die met belachelijke zorgvuldigheid uit. In conversaties is hij niet zo goed, en speelt hij het steeds weer klaar, ons met een leeg gevoel op te zadelen. Wanneer we hem vragen, waarom hij ons zo op de huid zit, antwoordt hij met een domme grijns, de hufter. Hij heeft beslist zelf problemen met het alleen zijn. Lees verder